Universele aanbinding voor vier schachten
Een weefster die bij mij weeflessen volgt had via internet een weefgetouw gekocht. Het was een mooi contramars getouw met vier schachten en acht trappers. Ik had beloofd haar de eerste keer te helpen met de opbouw en aanbinding van het getouw. Wat echter opviel was dat er in iedere schemel en iedere trapper maar twee gaten zaten (+ een gat voor de verbinding met de schachten of wippers). Ook waren de gaten niet op identieke plaatsen geboord; sommige zaten verder naar de ene kant, anderen verder naar de andere kant.

Nu ben ik gewend om mijn getouwen per project opnieuw aan te binden, al naar gelang het patroon wat ik heb gekozen en de gewenste trapvolgorde die ik ga aanhouden. Daarvoor heeft iedere schemel minimaal even veel aanbind gaten als dat er trappers zijn, en heeft iedere trapper minimaal even veel aanbind gaten als dat het getouw schachten (en dus schemels) heeft.
Even kwam in mijn pragmatische geest een oplossing naar boven: Er moeten eenvoudigweg gaten bijgeboord worden. Maar dat zat mij niet helemaal lekker, immers, het getouw was professioneel (merkloos) gebouwd en het was duidelijk te zien dat het in gebruik was geweest. Kortom, ik zag hier iets over het hoofd. Het getouw moest kunnen werken zonder dat ik er eerst van alles aan zou moeten veranderen.
Na wat zoeken en bladeren las ik over een ‘universele aanbinding’ (Universal tie-up) voor getouwen met vier schachten en acht trappers. Dat zit zo: Een schacht kan in een hoge positie staan (op) of in een lage (neer). Een getouw met vier schachten heeft in principe dus zestien (4×4) verschillende schacht-combinaties. Het principe van de universele aanbinding is even simpel als doeltreffend. Met de pedalen een tot en met vier ‘betrap je’ de schachten een en drie. Iedere trapper geeft een van de vier mogelijke combinaties: Beiden op, beiden neer, een op en drie neer, drie neer en een op. Met de trappers vijf tot en met acht geven dezelfde combinaties voor schachten twee en vier. Door nu met de linker voet een van de eerste vier trappers te kiezen, en tegelijkertijd met de rechtervoet een van de vier laatste trappers, kun je in totaal alle zestien verschillende schachtcombinaties trappen.

Het volgende schema geeft de aanbinding van de acht trappers aan de schemels aan. Ik heb hiervoor de volgorde aangehouden die Janet Phillips beschrijft in haar boek ‘Designing Woven Fabrics’ .
Op een contramars getouw ziet de aanbinding er dan als volgt uit. De rode draden zijn de aanbinding voor de bovenste schemels (die zoals gebruikelijk zijn verbonden met de onderste schacht latten) en de blauwe draden zijn verbonden met de onderste lange schemels (die verbonden zijn met de wippers). Als je het eenmaal door hebt is het lekker overzichtelijk met twee draden per trapper in plaats van de gebruikelijke vier draden bij een patroonaanbinding.


Het bijgaand schema geeft met welke trappers je een bepaalde schachten combinatie opzet. Wil je bijvoorbeeld alleen schacht eeen op hebben, en de rest neer, dan trap je trapper drie en acht tegelijk in (’38’ dus). Wil je schacht twee en vier op hebben en de rest neer, dan trap je trapper twee en zeven in (’27’ dus).
Voor het gemak heb ik de namen van enkele (hoofd)bindingen in het schema geplaatst. Nu is de binding natuurlijk afhankelijk van de inrijging die je hebt gekozen. De bindingen die ik hier heb genoemd ontstaan bij een basis ‘strait draft‘ inrijging (van rechtsboven naar linksonder). Wil je bijvoorbeeld een linnenbinding weven, dan trap je 18-27-18-27 enzovoort. Wil je vervolgens overgaan naar een gelijkzijdige keper, dan wissel je van trappers en volgt 35-45-46-36 en weer van voor af aan.
Het grote voordeel is natuurlijk dat je nooit meer onder je vier-schachter hoeft te kruipen om de aanbinding aan te passen omdat je een ander patroon wilt trappen. Je bent vrij om voor de inrijging die je hebt gekozen alle mogelijke patronen uit te proberen.
Hou er rekening mee dat het wisselen van patronen invloed heeft op de dichtheid van het weefsel. Stel dat je voor de schering het aantal draden per centimeter hebt afgestemd op een linnenbinding (bijvoorbeeld 10 dpc) en je denkt vervlolgens ‘ik ga eens lekker over naar een panama of ongelijkzijdige keper’ dan kan de 10 draden per cm te los zijn. Andersom kan een schering met een draaddichtheid afgestemd op een keper bij het trappen van een linnenbinding te vast worden en is dan niet meer goed aan te slaan.

Het is ook goed om op te merken dat de trapvolgorde en het werken met twee pedalen in plaats van een, in het begin lastig kan zijn. Toch merk ik dat je er snel genoeg aan went als je even doorzet. Bedenk ook dat de universele aanbinding praktisch gezien niet werkt met een getouw met meer dan vier schachten. Een getouw met vijf schachten heeft immers al vijfentwintig schacht combinaties (5×5) en een getouw met acht schachten 64! Dat redden we niet meer met een beperkt aantal trappers en voeten.